woensdag, augustus 06, 2008

De haringboer

Naast de bushalte vlakbij mij
Staat daar Piet z’n haringtent
Elke dag een witte jas
En elke dag dezelfde vent

Ik vraag me wel eens af
Hoe gaat Piet dan als hij moet?
Daar is toch geen weecee?
Ik vraag me af hoe hij dat doet…

Die toko staat er nu al jaren,
Blijkbaar nog lange niet failliet
Ik vraag me af waar hij ‘t van doet,
Want heel veel klanten daar, die zie ik niet

Toch vraag ik me vaak wel af
Waar zal Piet zijn blaas gaan legen?
Daar is geen plek voor ‘n urinoir
Waar zal Piet zich naar bewegen?

Piet oh Piet, vertel me toch
Hoe regel jij je zaakjes?
Verkoop je zwarte haring of handel je
in Nepalese vishaakjes?

Maar vooral vraag ik me af
Hoe gaat Piet, als hij wil plassen?
Ik zie daar toch écht géén toilet
En daarbij, zal-ie dan zijn handen wassen?

Daar fiets ik, langs de haringkar van Piet
De wind is stil, slechts een klein zuchtje,
maar een visje kopen daar, doe ik toch liever niet
Het blijft immers een zaak met een vreemd luchtje