woensdag, februari 27, 2008

De maatschappelijk werker deel 2 of: Hoe ik me voor de domme houd

De man, gekleed in een zwart lederen jack, grinnikt wat en kijkt neerbuigend naar de vrouw. “Wel potverdorie! KOM ONMIDDELLIJK HIER!,” schreeuwt ze haar kroost toe, kennelijk omdat ze niet blij was met die situatie. Ze pakt het oudste meisje van de twee bij haar arm en trekt haar weg van de roltrap. “Je bent AL negen jaar! Je weet toch dat zij…,” terwijl ze naar haar jongere zusje wijst, “…je achter na loopt! Doe dan niet zo dom!”

Ik kijk naar het spektakel op de vroege morgen en geniet ervan, zelfs zonder de bak popcorn. Ordinair voyeuren naar privé zaken die publiekelijk worden getoond. Ach, je moet toch wat. Veel anders is er bij de metrohalte niet te zien, laat staan te doen, dan enkel wachten.

Scheldt zij haar kind nu uit voor dom?, vraag ik mijzelf af. Verwart zij dat niet met naïviteit? Kinderen zijn toch –in haar bewoordingen- allemaal dom of –in mijn bewoordingen- naïef?

***

Ik was een jaar of tien en ik zou samen met een vriendin gaan zwemmen. De bus kwam niet opdagen en een aardige meneer bood ons aan om ons met zijn auto naar het zwembad te rijden. Ik vond het niet meer dan logisch om in te stappen, waarom wachten als iemand aanbied je er naar toe te brengen? “Ik mag niet met vreemde mannen mee,” zei mijn vriendin. Verbaasd keek ik haar aan. Verdomd! Daar had ze een punt. Had mijn moeder dat ook niet ooit eens tegen mij gezegd?

En toch, het was zeker niet dom van mij dat ik wilde instappen: we zouden sneller bij het zwembad zijn. Dat het naïef was van mij, dat kan ik niet ontkennen. Maar ja, ik was toch een kind?

***

“Gelukkig heb ik geen kinderen...” mompelt de man, terwijl hij langzaam naar mij toe loopt. De vrouw, nog steeds bezig haar kinderen uit te foeteren, trekt zich nog steeds niets van haar omgeving aan en lijkt meer en meer zelfs wanhopiger over te komen. Het duurt niet lang alvorens er één begint te huilen. Het is de jongste, een jaar of vier, zich net beseffend dat ze kennelijk iets fouts heeft gedaan en maar een oplossing ziet: huilen, tranen met tuiten. Hoezo kinderen dom? Is het niet de oplossing om berouw te tonen, zonder dat je geen verkeerde dingen zegt?

Het kind blijft huilen en ik lach een beetje om de situatie. Geen schaterlach, maar een klein binnenpretje. “Gelukkig heb ik geen kinderen...” mompelt de man wederom, ditmaal met de poging een gesprek met mij aan te knopen. Afgezien van de metro is dat iets waar ik niet op sta te wachten.

Zijn zwarte leren jack staat minder stoer bij hem dan je bij zo’n jas zou verwachten. De uitgepuilde zakken, door het verbergen van een pak shag en portemonnee, dragen namelijk niet bij aan het imago van een outdoor flinke kerel. Zijn tanden, waarvan enkele met aanslag versierd waren, stonden evenveel op een rijtje als hij zelf was. En ik moet zeggen dat een met schouder opgevulde roosbedekking niet echt charmant overkomt. Niet dat je altijd op je eerste indruk moet afgaan, mensen moet je in hun waarde laten. Zijn waarde schatte ik echter niet bijster hoog.

“Nee, kinderen is niets voor mij…ik moet er niet aan denken!” Waarom, denk ik dan, waarom, als jij er niet aan denkt, moet je MIJ dat mededelen? Ik knik beleefd, glimlach en zeg: “Ik voorlopig ook niet,” hopend dat ik hiermee aan mijn plicht voldaan heb om sociaal te zijn.

“Nee, ik ben blij dat mijn vriendin geen kinderen kan krijgen!” Afgezien van het feit dat ik verbouwereerd was dat hij blij was dat zij onvruchtbaar was –het lijkt mij een pijnlijk feit voor haar- was ik nog meer verbaasd dat hij een vriendin had. Blijkbaar past er op elk potje dan toch wel een deksel.

Ook voor de hoofddoekdragende vrouw links van ons was het tafereel van de schreeuwende kinderen niet ontgaan. Op het moment dat de non-aantrekkelijke man voor een duizendmaal vertelde dat hij echt geen kinderen wilde en dat hij blij was dat hij ze niet had, mengde zij zich in het gesprek. Nuja, eigenlijk wendde zij zich tot mij: “Hoe kan hij nou geen kinderen willen? Dat is toch hartstikke leuk?” Ik knik en glimlach en sta erbij als een soort van bemiddelaar. Waarom zou ze met mij bespreken over wat hij zou moeten denken? Ik kijk naar de blackjacker en wacht zijn reactie af.

“Nee, kinderen is alleen maar gedoe.” “Nee, is hartstikke leuk!,” beaamt de vrouw, “ kijk, nu zorg je voor hen en later zorgen ze voor jou!” Terwijl ik hen verder laat discussiëren, vraag ik mijzelf af of zij oorspronkelijk van het platteland afkomstig zou zijn, gezien haar meest gegronde reden om kinderen te nemen alleen gebaseerd is op de zelfvoorzienende functie: als oudedagsvoorziening

In de verte zie ik een lichtpuntje, de metro nadert. “Ach ach,” wil de man toch nog even klagen, “… het ligt aan die teringmaatschappij.” Waarom hij ineens boos was, was voor mij een raadsel. “Nuja, je weet wat ze zeggen hè,” vertel ik hem met een glimlach, “…de maatschappij, dat ben jij!” Hij scheldt mij uit en draait zich, nog steeds mopperend op mij, om en loopt weg.

De gesluierde vrouw kijkt mij vriendelijk aan en zegt: “Dat is zeker omdat hij geen vrouw kan krijgen.” Verbaasd kijk ik haar aan, niet om wat zij zegt, maar de algehele situatie waarin ik weer eens verwikkeld ben geraakt. “Dat is zeker omdat hij geen vrouw kan krijgen,” herhaalt zij nogmaals. Ik glimlach, hopend dat ik hiermee toch echt aan mijn plicht voldaan heb om sociaal te zijn, loop de metro in en zoek een plaats ver weg van de mensen die ik helaas niet kan berispen op –in mijn bewoordingen- naïviteit.

Integendeel zelfs.

dinsdag, februari 26, 2008

Onbevredigd

als vogels vissen naar
broodnodige kruimels die zij willen
al krijsend
om hun honger te stillen

zo blijft het schreeuwende verlangen
ongehoord
enkel zichtbaar voor hen die blind
zijn van de liefde, onbeantwoord

als vissen vliegen in
de grote vijver waar zij zwemmen
al zoekend
om hun ware af te stemmen

zo blijft het schreeuwende verlangen
ongehoord
enkel zichtbaar voor hen die blind
zijn van de liefde, onbeantwoord

vrijdag, februari 22, 2008

Onderbouwd

Stel nu dat ik
ja stel je voor
je weet niet
misschien
als ik dat nu
stel je voor
wellicht dat het dan
indien de omstandigheden toereikend waren
dan zou dat mogelijk
eventueel
nog best waar kunnen zijn ook.

Puur hypothetisch dan.

zondag, februari 17, 2008

Verlangen

als t ochtend gloren glinstert
en het bier klinkt als een lied
geroezemoes van wartaal
door een ijzeren vergiet

fluister mijn naam zo zoet
op fluweelzacht papier
schreeuw het zo stil
dat ik het kan horen vanaf hier

nachtenlang vergeet-me-niet
verwelkt mijn bestaan
en wanneer de tijd gekomen is
besluit ik om niet te gaan

fluister mijn naam zo zoet
op fluweelzacht papier
schreeuw het zo stil
dat ik het kan horen vanaf hier

schreeuw het zo stil
is ‘t enige wat ik wil

dinsdag, februari 05, 2008

Student & The City: HOMO SAPIENS NON FUMET IN VENTUM

In de hoop mij op te voeden als een verstandig mens vertelde mijn moeder altijd twee dingen: 1) wees als vrouw financieel onafhankelijk en 2) ga niet roken.

Roken was volgens haar niet alleen slecht voor de gezondheid, maar het kostte ook nog eens een smak geld. Alhoewel ze eigenlijk stiekem wel gelijk had, gooide ik vele zinloze tegenargumenten in de strijd als: “Ik ben niet verslaafd, ik kan zo stoppen!”en “Ik heb het wel in de hand en nu geniet ik er nog van!”.

Ruim tien jaar verder en ineens blijkt stoppen toch wel lastig te zijn. In mijn hele carrière als volwaardig mens duurde de enige grote stoppoging vier maanden. De motivatie om niet meer te fungeren als schoorsteen was voornamelijk een financieel debacle waarin ik mij bevond en een gezondheidssituatie waar je niet vrolijk van werd.

Normaliter laat een échte roker zich niet weerhouden door een verontrustende keelpijn, angina of longontsteking en rookt desnoods dan maar light of, in het schrijnendste geval, menthol. Nee, je kan een roker niet betichten op het feit dat deze geen doorzettingsvermogen heeft.

Kennelijk moest ik concluderen dat ik geen echte roker meer was, want mijn keel en longen waren het beu en begonnen recalcitrant te worden. Dit had als desastreus gevolg dat ik mij in een ware identiteitscrisis bevond: ik voelde me nog steeds een roker, alleen rookte ik niet meer. Zelfs een vriendin schold me uit voor een niet-roker. Ze zag me aan voor een ketter, helaas niet de juiste.

Na vier maanden bedacht mijn ‘verstand’ dat het weer tijd was om te roken. Het is natuurlijk ook een beetje de kat op het spek binden (of de sigaret in de mond stoppen) als je met je scriptie een wetenschappelijke legitieme manier wil gaan onderzoeken waarom roken wel goed voor je is.

Of roken dan ook verstandig is laat ik nog even in het midden. Verstand schijnt iets te zijn wat met de jaren komt.

Ik wacht er dan ook met smart op. Al dan niet met een peuk erbij.

Edoch, mijn moeder vertelde mij altijd twee dingen en het is haar dan toch ook deels gelukt: ik betaal mijn eigen sigaretten zelf.