donderdag, oktober 22, 2009

Omelet du fromage

Ze nam nog maar een hijs van haar sigaret. Ze moest namelijk een belangrijke beslissing nemen. Niet een hele belangrijke eigenlijk. Zo hoefde ze niet te besluiten of ze naar de maan zou gaan. Of dat ze in Nepal viskoekjes ging bakken. Of dat ze vrede moest gaan sluiten daar ergens in het Oosten. Waar precies in het Oosten wist ze eigenlijk ook niet. Topografie was niet haar sterkste kant. Eerst vond ze dat wel vervelend, maar tegenwoordig, met de komst van GPS, Google maps en TomTom, vond ze het eigenlijk wel prima. Je kon nu eenmaal niet alles weten.

Nee, zij moest besluiten wat ze zou gaan eten. Haar maag knorde heel erg en ze had honger. Niet trek, nee honger. Ze wist wel dat ze dat eigenlijk niet mocht zeggen, want ‘kinderen in Afrika, díe hebben honger’. Ze vond dat mensen die dat zeiden eigenlijk maar een beetje stom. Alsof het een wedstrijdje was wie het meeste honger had. Ze begreep wel dat ze het hier goed had en dat ze het in Afrika wat slechter hadden, maar dat nam toch niet weg dat haar maag knorde? Ze vond daarom ook dat ze honger had.

Hm, wat zou ze gaan eten? Een broodje met een gebakken ei? Een spiegelei of omelet? Of gekookt? Of toch maar een hamburger? Of een mini pizza? Of een pistolet met iets? Ze had nog ergens geitenkaas in de koelkast liggen. Of zou ze een soepje maken?

Ze zou ook patatjes kunnen maken. Maar dan stinkt haar keuken weer zo. Ze besloot dat dat niet een goed idee was. Ze zou ook pannenkoeken kunnen maken. Spek had ze ook nog wel. Maar eigenlijk vond ze dat nu teveel werk. Even denkt ze er nog over om een cake te gaan maken, maar dan moet dat weer zo lang in de oven en ze had NU honger. Ze zou chips of kroepoek kunnen eten, maar dat vulde niet zo goed. Of ijs. Maar ze was niet zo’n zoetekauw en vijf happen daarvan zal niet haar honger kunnen stillen. En als ze dan meer happen nam, dan werd ze daar eigenlijk een beetje misselijk van.

Pff, wat een gedoe, dacht ze bij zichzelf. ‘Misschien als ik nu denk dat ik geen honger heb, gaat mijn honger wel over’, probeerde ze te denken. Niet dat dat hielp, want haar maag rommelde er flink op los.

Ze zag nog wat vlokken op een bordje liggen van vanochtend. Die nam ze maar, om de eerste honger te stillen. Echt genieten deed ze er ook niet van. Het was weliswaar wel echte chocola, niet van dat cacaofantasie. Dat vond ze altijd een beetje gek, vlokken of hagelslag van cacaofantasie. Dat je dat dan op je brood strooide en dat je de chocolade dan aan het hallucineren was ofzo. Dat het niet echt was, maar slechts een fata morgana. Maar goed, het beetje vlokken wat ze at hielp niet echt, want haar maag rommelde er nog steeds flink op los.

Ze besloot weer een sigaret op te steken, want dan had ze het idee en gevoel dat ze tenminste iets binnen kreeg. Ze wist stiekem ook wel dat dat niet echt de beste oplossing was, maar het was tenminste iets.

Ze stond net op het punt te besluiten dat ze voor de hamburger moest gaan. Dat vulde tenminste, was lekker warm en met al die sauzen een heerlijk kliederfestijn. Maar gisteren en eergisteren had ze dat ook al gegeten en dat kwam nu haar neus wel een beetje uit. Niet echt natuurlijk, want dat zou wel vies zijn. Volgens haar paste dat ook helemaal niet. Of het zou in allemaal kleine stukjes eruit moeten komen. Bah, wat een vieze gedachte eigenlijk. Ze probeerde er niet aan te denken, maar hoe langer ze er niet over wilde denken, hoe groter haar gedachtes over werden. Dat er dan augurk uitkwam. En dat terwijl ze augurk op een hamburger echt vies vond. Zo’n vies klef groen snotterige augurk vond ze gewoon niet smakelijk op een hamburger. Komkommer vond ze daarentegen wel lekker op een burger. Dat was eigenlijk dan wel een beetje gek, want een augurk was wel familie van de komkommer. Ze wist niet precies in welke lijn familie. Ze probeerde zich voor te stellen of het dan een broer was of juist een oma. Of misschien was het wel een achternicht. Of het was de broer van de zus van de moeder van de vader van de dochter van de aangetrouwde oom ervan. Poe zeg, dat was wel een zeer ingewikkelde constructie. Haar maag knorde weer en herinnerde haar dat ze toch echt een keuze zou moeten maken.

Zou ze dan toch voor het gebakken ei gaan? Ze probeerde zich voor te stellen hoe het zou zijn als zij een gebakken eitje zou gaan eten. Zou ze het op een bruin broodje doen? Of op een maisbroodje? Of toch maar een wit casinobroodje? En zou ze de dooier heel laten of zou ze er toch een omelet van maken? Of, ze zou een roerei met tomaat kunnen nemen. Of nee, dat kon niet, want ze had geen tomaten.

Ze had eergister wel boodschappen gedaan en tomaten gehaald, maar toen ze eenmaal thuis was, kwam ze erachter dat ze de tomaten vergeten was. Daar baalde ze wel van, maar ja, ze had ook geen zin om terug te gaan naar de supermarkt.

Wel had ze zongedroogde tomaten. Dat zou ze wel kunnen doen. Dat was weer eens wat anders. Roerei met zongedroogde tomaten en dan nog met parmazaanse kaas erover gesmolten. En dan op een geroosterd maisbroodje besmeerd met Calvé mayonaise. Ja, dat leek haar wel wat en ze besloot dat dit haar keuze was.

Haar maag knorde instemmend.