zondag, februari 28, 2010

Ondergesneeuwde jeugd

Witte ruis
Geeft rust
Het is niet meer
Maar zal er zijn
Altijd en overal

Misschien stopt het waarom
En is dat ongewoon
Gewoon zoals het is

Witte ruis
Tijd voor rust
Want in teveel lawaai
Is ruis oorverdovend stil

Een kleine aanwezigheid
Laat na
Een grote afwezigheid

Sereen en feeëriek
Onschuldig en schitterend
Witte ruis

De paarse gloed
Verwarmt mijn bestaan
De slingers hangen uit

Witte ruis
Geeft rust
Het is niet meer
Maar zal er zijn
Altijd
en overal

maandag, februari 22, 2010

The story of the red curtain

Er was eens…

Er was eens één rode draad, een hele erge lange.
Die rode draad, die is zo lang, zo lang als mooglijk is.
Hij gaat zo snel, wordt oh zo lang, hij dendert er op los,
takken en lianen langs, totdat, ineens totdat.

Totdat, ineens, de rode draad, een halt krijgt toegewezen.
De politieman, gehuld in blauw, blokkeert de weg. “Zeg,
stop nu eens, waar bent u nou mee bezig?”

De rode draad, die schrok ervan, en stamelde verward:
“Oh..eh…juist ja.. U vraagt mij wat ik doe?
Ja ziet u, ik begon gewoon, dat is wat ik nu doe”

De politieman, die keek hem aan en schudde met zijn hoofd
“De vraag was niet, hoe u begon.
De vraag die was, wat u hier doet.”

De rode draad, die schrok ervan, en trok een beetje bleek.
“Tsja, oh, tsja meneer agent, een goeie vraag, dàt zeker.
Maar kunt u mij dan zeggen dan, waar ik ben aanbeland?”

De politieman knikt vriendelijk, en zegt, terwijl hij er bij wijst:
“U bent nu bij Het Einde. Kijk, de ruimte is beperkt.”
De rode draad, die tuurde, maar zien deed hij het niet.
“Ik zie daar toch een horizon? Wat is dan wat beperkt?”

“Die ronde houten plaat, ziet u, ja, daar waar u op staat.
Die houdt gewoon een beetje op. Het is niet anders. Wel wat laat.
Maar kom en kijk. De trap is daar. Neem die nu naar benee.
Vervolgens loopt u alsmaar door, zo ver zover, totdat.

Totdat zover u niet meer kunt. Het houdt gewoon dan op.
Daar vervolgens staat een trap, bestijg, en u gaat door.
Daar zoekt u dan wat u weg was, terug van weggeweest.
Daar vindt u weer wat uw weg is, u bent bij Het Begin.”

“Oh dank voor uw begrip, meneer. Wat dom, ik zag niet in.
Maar goed, weet u, ik ben zo blij, zo blij met vooruitzicht.”
En daar ging toen de rode draad, vol met goede moed.
Hoofd zwevend in de wolken en een snelle tred zo ver.

Totdat hij zag die treden trap, zo hoog tot aan de hemel,
Hij klom, hij klom, t werd zo waar, onverwacht toch zeker zwaar.
Totdat, ineens, een bliksemslag, zo helder aan de hemel,
Daar was hij dan, bij Het Begin, en nu kon hij dan zijn.

vrijdag, februari 19, 2010

Het ongewisse van het ongewassen

“Maar waarom heb je dat dan niet alvast in de week gezet?”
Ze zei het op zo’n lichtelijk geïrriteerde toon alsof ik weer eens lui was. Ik kon haar in dat op zicht ook geen ongelijk geven: lui zijn was mijn tweede aard, zoniet mijn eerste.

“Ja, maar dat weet ík toch niet hoe dat allemaal werkt?”, reageerde ik verontwaardigd. Toen ik mijzelf dat hoorde zeggen, bedacht ik me dat het inderdaad niet veel werk geweest zou zijn als ik die panty en BH in de week had gezet. Het was een kwestie van een bak water vullen en de kledij erin te stoppen. Het meest verontwaardigd was ik dan ook op mijzelf: eigenlijk wist ik niet hoe een handwas werkte.

“Ik wist het gewoon niet!”, verontschuldigde ik mij, “Als ik een handwas doe, dan ben ik met zo’n drie minuten klaar: ik pak het kledingstuk, doe het onder de kraan, doe er wat wasmiddel bij, ga het een beetje opwrijven, spoel het uit, en vervolgens herhaal ik het ritueel weer van vooraf aan. En daarna spoel ik het twee keer uit en dan hang ik het op. Ik zeg je, met drie minuten ben ik klaar, niets weken…”

Ze zweeg en ze keek me aan met zo’n blik van ach-waar-maak-ik-mij-ook-druk-om. Alsof ze wist dat ik me namelijk wel druk ging maken. Want, hoe werkt een handwas dan? Wat doe ik nu fout?Ik kwam tot de conclusie dat ik weer de fijne kneepjes van de Huishoudkunde niet wist. Misschien moest ik mij er toch maar eens in gaan verdiepen…

Diezelfde gedachte werd nogmaals bevestigd toen ze mij vroeg waarom ik die paarse deken in de “witte was” had gedaan. “Witte was? Nee, die paarse deken heb ik in de bonte was gedaan,” concludeerde ik simpel, “Ik bedoel, hij is toch paars?”

Ik krabte nog eens op mijn hoofd, want ik snapte toch écht niet wat zij bedoelde. Niet dat krabben op je hoofd helpt, het is niet zo dat je hersenschors meer zuurstof ervan krijgt, maar goed, dat terzijde.

“Ik ken maar twee programma’s, programma 2 en programma 3! En programma 2 die doe ik in combinatie met 60 graden en programma 3 doe ik op 30 graden!”, zuchtte ik weer verontwaardigd. “En dan doe ik de kleurtjes bij elkaar: wit, bont of donker! Wat doe ik dan fout? En ja, nu doe ik ook soms ook programma 5: een wolwas. Zeg maar, van die was die je eigenlijk niet mag wassen, tenzij er een streepje onderstaat ofzo en dan kan je het wel wassen…toch?”

Mijn moeder zweeg. In eerste instantie ging ik er vanuit dat ze begripvol zweeg. Maar, nadat ze weg was en ik het nogmaals overpeinsde, bekroop mij steeds meer het idee dat ze zweeg, omdat ze dacht dat ik hopeloos was.

Misschien dat ik het nooit zou begrijpen.

zondag, februari 14, 2010

Valentijnspost

Niet dat ik ergens iets verwachtte,
Niet dat ik ergens op iets hoopte

Maar als ik dan mijn ogen blik
Werp op mijn brievenbus

Een bankafschrift van Ie-eN-Ge,
En nog eentje van de Rabobank,
Een pizzafolder: twee voor één,
En zelfs eentje namens God:
Reclame om mij te bekeren

Blij verrast is niet het goede woord
En natuurlijk, t’is mijn fout

Niets verwachtend
Niets ophopends

Maar voor een roker zoals ik
Met “Junk” als label opgehangen
Is het laatste wat ik dacht
Zoveel junkmail te ontvangen