vrijdag, mei 30, 2008

De hoop op het einde van een voltooid verleden tijd

Wanneer ik je beetpak
Vraag ik me af hoelang het geleden is
Vraag ik me af of jij mij wel lief hebt

In mijn gedachte kan ik zonder je
Maar ik zoek je telkens weer op
Ik haat je
Maar liggen haat en liefde
Niet dicht bij elkaar?

Wanneer ik je beetpak
Vraag ik me af hoelang het geleden is
Vraag ik me af of jij mij wel lief hebt

Je bent voor mij een obsessie
Zelfs meer dan dat
Ik walg van je
Maar ik kan je niet
Uit mijn leven verwijderen
Hoe graag ik ook zou willen

Na een urenlange massage
Kan ik je weer voorlopig loslaten
En terugzetten
Daar waar je hoort
In de bestek la
In de servieskast
Bij de glazen

Wanneer ik je beetpak
Vraag ik me af hoelang het geleden is
Vraag ik me af of jij me wel lief hebt
Of net zo weinig als ik van jou

maandag, mei 12, 2008

De asociale brildrager

“Ik zag jou laatst toch?”, vroeg ze, terwijl ze de deur voor mij openhield.

“Ja, in het Vondelpark… dat was jij toch?”

“Ja….Laatst kwam ik namelijk een meisje tegen en die leek echt precíes op jou, maar die zwaaide niet, nee.”

“Oh…” Even vroeg ik mijzelf af of ik het misschien stiekem toch wel was en dat ik haar niet herkend had. “Maar in het Vondelpark was jij toch?”, vroeg ik maar weer, mij herinnerend dat ik toen in ieder geval wél had gezwaaid.

“Ja , toen zag ik je inderdaad. Maar dat meisje lijkt echt precies op je. Zelfde haar en krullen. Ze woont ook in ons gebouw.”

“Oh ja joh?” Ik begon nieuwsgierig te worden naar het meisje, hoe zag ze eruit dan? Leek ze inderdaad op mij?

“Ja, maar ze groette mij dus niet…”

“Oh…Weet je zeker dat ik het niet was?” Ik begon me nu waarlijk af te vragen of ik het toch niet was geweest.

“Nee, want jij groet mij altijd…en ze heeft ook een bril…”

Daar kwam de aap uit de mouw. She met my lazy evil twinsister…

“Tsja, ik heb ook een bril...” vertelde ik verontschuldigend, “…en ik moet eerlijk bekennen zodra ik die opzet, dan ben ik in mijn in cognito status. Ik hoef ook niet mensen te herkennen, integendeel zelfs. Ik hoop zelfs dat mensen mij niet herkennen, laat staan zien….”

Ze keek verschrikt. Of dat nu was omdat ik een bril droeg in mijn privé leven of dat ik haar wellicht niet groette, dat kon ik niet zien. Ook al had ik mijn lenzen in.

“Nee, dat was een ander,” zei ze opbeurend.

Maar ik wist wel beter.
Want ook al droeg ik een bril, zichtbaar hoefde ik niet altijd te zijn.