maandag, december 29, 2008

Niet-goed-belediging-terug-garantie

“Goedemiddag,” zei ik met een alleraardigste glimlach, ”ik kwam wat ruilen.”

De vrouw achter de toonbank keek mij een beetje nors, maar ook verbaasd aan. Hoezo kwam ik wat ruilen? Wat nu weer? Ze had halflang bruin haar, waarvan ik het vermoeden had dat de kleur uit een pakje kwam, omdat lichtjes aan de wortels van haar haar, haar ware aard zichtbaar was. Nuja, niet zozeer haar waar aard, maar wel haar leeftijd. Het kapsel bestond uit een ensemble van grove bruine krullen en grijze sprieten. De krullen waren vermoedelijk wel van haar zelf, maar alleen maar omdat ik mij niet kon voorstellen dat ze die expres er in had willen zetten. Verder droeg ze een rood montuur, waarin haar ogen nog groter tevoorschijn kwamen, zodat ze mij goed kon bestuderen.

“Ja, ik kwam wat ruilen…nou ja, niet écht ruilen...”, bereidde ik haar voor.

Uit mijn HEMA-tasje pakte ik de zwarte kabel en legde deze neer op de toonbank. De bon pakte ik er ook bij.

“Kijk, ik heb deze scart-kabel nog niet zo lang geleden gehaald, maar hij is nu al kapot.”

“Nou, dan heb je vast iets verkeerds gedaan,”concludeerde de vrouw achter de toonbank.

“Nee, dat heb ik niet. Ik heb hem er gewoon in gedaan en dat ging goed. En ik heb hem eruit gehaald en toen bleef het hulsje achter.”

Uit de zak ritselde ik het bijbehorende hulsje en legde het neer op de toonbank.

“Ja, je hebt toch iets verkeerds gedaan. Je hebt het er echt met kracht uitgetrokken hoor, dat kan niet anders.”

Enigszins gevleid door het antwoord –hoorde ik haar nu waarlijk zeggen dat ík iets met kracht heb gedaan? Had ik dan toch een spierbal? – werd ik er een beetje moe van om te zeggen dat het toch echt niet aan mij lag, maar aan die goedkope snertkabel.

“Je hebt hem vast in het verkeerde gat gestopt,” vertelde de caissière, die zichzelf nu kennelijk waande tot een ware elektricien.

Eerlijk gezegd had ik geen zin om te zeggen dat dat niet kon. Een scartkabel kan je, weliswaar in een scart-ingang, maar op één manier erin stoppen. En dat ik dat ding goed erin gestopt had, maar wilde verplaatsen naar een andere scart-ingang en hem er daarom uitgetrokken had, tsja, toen ging dat ding kaduuk. En dat is naar mijn deskundig oordeel niet de bedoeling van een kabel die in gebruik nog jonger is dan een week oud.

En ook al waren ze van de HEMA het lekkerst, dat het aan de kabel of in de optiek van de toonbankmadam aan mij zou liggen, het zal mij een worst zijn. Ik had geen zin in discussie, ik wilde gewoon mijn geld terug.

“Nee, normaal doen we dat niet hoor… heb je de verpakking nog?”

“Nou, niet echt, dat plastic zakje heb ik weggegooid…”

“Nou, dan kan ik niets voor je doen,”zei ze met een voldane grijns.

“… maar ik heb wel het kartonnetje nog.”

Ze bekeek het kartonnetje nauwkeurig, alsof ik het wellicht vervalst zou hebben.

“Ja, ik heb toch echt de verpakking nodig, hier zit geen barcode op.”

“… de achterkant…”, zei ik kalm.

Als zelfs zuchten konden doden, had deze wervelwind aan zucht mij omver geblazen.
Het bleef even stil.

“Nou, vooruit dan maar.”

dinsdag, december 09, 2008

Student & The City: Met uitsterven bedreigd

Vanzelfsprekend was ik weer eens stipt fashionably te laat, maar uiteindelijk was ik toch op de plaats van mijn bestemming: de kroeg. Ik had het al ruim een week vermeden, maar je kan een kind nu eenmaal niet een snoepwinkel verbieden. Ook al weet het dat al dat zoet slecht is voor zijn of haar gebit.

Hoewel ik normaal juist een drempel ervoer om vanuit de kroeg naar huis te gaan, ervoer ik sinds een week juist het tegenovergestelde. Per 1 juli ging namelijk het rookverbod in de horeca van start. Voor het proletariaat weliswaar een geschenk uit de hemel, maar voor mij, als een vertegenwoordiger van de rokersparia, werd temeer duidelijk dat ik niet gewenst was.

Desondanks had ik een date. Geen sollicitatiegesprek. Nee, gewoon een date. “Ik ben wel een beetje nerveus…,”vertelde ik hem voorzichtig. Alvorens zijn ego steeg, ging ik maar verder met mijn zin, “…ik ben sinds het rookverbod nog geen café binnengestapt en tsja, ik lust wel een sigaret…” Zijn oordeel wachtte ik gespannen af. Zou ik geaccepteerd worden?

“Dan gaan we toch naar buiten toe?”, zei hij. Ik slaakte een zucht van opluchting. Enerzijds omdat hij het oké vond dat ik een roker was, maar voornamelijk omdat mijn nicotinespiegel in mijn lichaam aangaf dat deze beneden peil was. Zodoende vulde ik snel mijn longen weer met rustgevende smog.

De rest van de avond hebben we onze drankjes lekker buiten gedronken. Althans, tot een uur of twaalf dan. Daarna mag je je glas gewoon niet meer naar buiten nemen.

Maar goed, al het begin is moeilijk. Voor mij betekent het gewoon dat mijn uitgaansavond eerder aanvangt. Dat houdt eigenlijk in dat ik op zo’n avond langer en dus meer zal drinken; alsof ik daar geen levercirrose aan over houd…

Toegegeven, na een avond stappen is het fijn dat je kleding en haar niet zo naar rook ruikt -waar ik overigens nog mijn vraagtekens bij zet, gezien sommige tenten zelfs een rookhok (letterlijk) hebben- maar tóch ben ik er niet blij mee.

Mag ik zelf niet meer bepalen wat slecht, doch lekker voor mij is? Want laten we eerlijk wezen: rokers sterven vanzelf wel uit…